Papier Short Snorter Suriname 1 gulden

Suriname, zilverbon van 1 gulden "Short Snorter"

Jarenlang was de Amerikaanse oorlogsindustrie voor zijn vliegtuigbouw voor meer dan 60 procent afhankelijk van Surinaamse bauxiet. Honderden Surinamers vochten mee tegen de Japanners en de Duitsers.
De enorme bauxietvoorraden waarover Suriname beschikte, werden vanaf 1939 van groot belang. Bauxiet is de grondstof voor aluminium en Engeland en de Verenigde Staten waren voor hun vliegtuigproductie, die in allerijl opgevoerd moest worden, voor hun bevoorrading grotendeels op de Nederlandse kolonie aangewezen. Tussen 1940 en 1943 leverde Suriname 65 procent van de Amerikaanse behoefte aan bauxiet. Zo belangrijk waren de Surinaamse bauxietmijnen dat Amerika in 1941 een legermacht van 2.000 man in Suriname stationeerde om de mijnen te beschermen. De Amerikanen waren bang voor een inval vanuit het naburige Frans Guyana, dat de zijde van Vichy-Frankrijk had gekozen, of Brazilië, waar veel Duitsers woonden. Zelfs een Duitse invasie vanuit zee, met behulp van duikboten, werd niet uitgesloten.
De strijdmacht van Suriname, de Schutterij, leverde haar eigen bijdrage aan de verdediging van de bauxietmijnen: de troepenmacht groeide van 180 man in 1940 tot ongeveer 5.000 in 1942, onder wie voor het eerst ook Surinaamse vrouwen. bron

In 1941 werd de Paranam-fabriek geopend door gouverneur Kielstra en ook het bedrijf Billiton leverde een grote bijdrage. In 1943 leverde Suriname 60% van de bauxietbehoefte van de VS. De Amerikanen namen Suriname op in hun ‘Rainbow Plan’, het oorlogsplan uit 1941, dat troepenzending naar de Zuid-Amerikaanse landen mogelijk maakte, ter bescherming van het westelijk halfrond. De komst van Amerikaanse troepen hier leidde ook tot een ongekende kapitaalstroom. Zanderij werd uitgebreid en er werden wegen aangelegd. Een economische ontwikkeling dus. 

18 dec. 2017 US $10,01 (EUR 8,38), ebay, biobaggie

   


Anti geallieerden affiche

In juni 1941 vroeg Kielstra de Nederlandse regering in ballingschap opnieuw om versterking van de defensie, omdat hij vreesde dat Nederland gezichtsverlies zou lijden als de Verenigde Staten de verdediging van Suriname op zich zouden nemen. De VS waren weliswaar nog neutraal, maar bereidden zich al wel voor op oorlogsdeelname omdat zij vreesden dat nazi-Duitsland Latijns-Amerika zou willen veroveren. Ook werd het mogelijk geacht dat vanuit Frans-Guyana, een kolonie van het pro-Duitse Vichy-Frankrijk, een aanval op Suriname kon worden ondernomen. In september 1941 deed de Amerikaanse president Roosevelt koningin Wilhelmina per brief het aanbod om drieduizend Amerikaanse militairen naar Suriname te sturen. De Nederlandse regering kon dit aanbod moeilijk weigeren, ook al was zij in wezen tegen het idee om in Suriname Amerikaanse troepen te legeren. Hierdoor zou men de zeggenschap over de kolonie wel eens kunnen verliezen. Nederland ging onder voorwaarden akkoord met het Amerikaanse aanbod. De Amerikaanse troepen moesten onder Nederlands opperbevel staan, de tijdelijkheid en uitzonderlijkheid van de Amerikaanse aanwezigheid moest worden benadrukt en Nederland zou de kosten – een miljoen gulden per jaar – op zich nemen. Op 16 november 1941 maakte Radio Oranje bekend dat ter bescherming van de bauxietmijnen Amerikaanse troepen naar Suriname zouden komen. Nog diezelfde maand arriveerden de eerste duizend soldaten in Paramaribo, tot grote ergernis van gouverneur Kielstra. Vanuit Londen werd er ook voor gewaarschuwd dat de Duitse propaganda de Amerikaanse steun zou uitbuiten. Inderdaad werd in het bezette Nederland een campagne gelanceerd met affiches waarop de Nederlandse vlag wordt weggescheurd van de kaart van Suriname en de Antillen. Het bijschrift luidde: ‘Eens met bloed en zweet verworven voor ons volk, nu verraden en verkwanseld’. Hoewel ook de Amerikanen benadrukten dat zij alleen in Suriname waren om de bauxietmijnen te beschermen, leefde onder sommige delen van de lokale bevolking het idee dat Amerika de militaire rol van Nederland had overgenomen. In 1943 werd het grootste deel van de Noord-Amerikaanse troepenmacht op zowel de Antillen als in Suriname vervangen door Porto Ricanen. In 1947 vertrokken ook de laatste Amerikanen. bron

In November 1942 vertrok Juliana met de bedoeling op Curaçao te landen. Maar toen haar toestel al boven de Caribische zee vloog, werd doorgeseind dat Curaçao niet kon doorgaan vanwege een griepepidemie. Officieel werd verzwegen dat er grote onrust heerste onder de bevolking van Curaçao en er een zekere anti-Oranje-stemming leefde, gevolg van de zware financiële offers die deze kolonie moest brengen voor de oorlog van het Nederlandse koninkrijk. Suriname moest inderhaast een vervroegde ontvangst improviseren." (p146, Juliana, Koningin naast de rode loper, Dre M.G. Schenk)