De cent verdwijnt definitief.
Door Arnout Bruins
Er is veel geklaagd over de kleine eurocenten door klant en winkeliers. Waardeloos
worden ze gevonden, vervuiling van de portemonnee. Ze hebben hun zin gekregen, de één-
en twee muntjes verdwijnen langzaam maar zeker uit de dagelijkse betalingen. Winkeliers in
heel Nederland mogen vanaf 1 september contante totaalbedragen aan de kassa afronden op 5
eurocent. 19,98 euro wordt 20 euro en 23,97 wordt 23,95 euro. Voor de klant betekent dat
de ene keer iets minder betalen en de volgende keer iets meer, gemiddeld levert dit een
gelijkspel op. De winkelier maakt bij de deur of aan de kassa kenbaar 'Hier worden
contante betalingen afgerond". De centen kunnen nog wel voor betaling gebruikt
worden, maar de winkelier geeft deze muntjes niet meer als wisselgeld terug.
Al op dag één van de euro voorspelden minister Zalm van Financiën en Nout Wellink van
De Nederlandse Bank (DNB) dat de kleinste muntjes geen lang leven zouden hebben. Op 17
december 2003 vervolgde de DNB: "de eurocent lijkt zijn langste tijd te hebben gehad.
Als de belangstelling voor de kleinste euromunten blijft afnemen, stelt DNB voor in alle
winkels de bedragen aan de kassa af te ronden op 5 eurocent. Om te toetsen of
het publiek bezwaar heeft wordt een onderzoek gehouden, als minder dan 20% van de
ondervraagden protesteert, ziet DNB geen bezwaar om in heel Nederland contante bedragen
bij de kassa af te ronden. Uit de proef met afronden die in Woerden die van 26 april
tot 6 juni 2004 is gehouden blijkt dat 83% van de mensen positief of neutraal tegenover
het afronden staan, 16% is tegen. Dit is minder dan de norm van 20% waardoor het
Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer geen bezwaar meer ziet. Dit betekent het einde
van de cent. Het MOB bestaat uit belangenorganisaties van de detailhandel, horeca,
benzinestations, banken en consumenten en staat onder voorzitterschap van de Nederlandsche
Bank.
De één en tweecent stukken blijven wel wettig betaalmiddel, en winkeliers mogen zelf
kiezen of ze mee doen. Nederland kan in Europa niet op eigen houtje de kleinste munten
waardeloos verklaren, dat moet in Brussel geregeld worden.
"Het probleem met de één en tweecent munten is dat de consument het vertikt om
ermee te betalen" aldus de Duitse Centrale Bank. "Consumenten laten ze thuis
ongebruikt liggen, wat inmiddels heeft geleid tot tekorten. De oorzaak is dat veel mensen
de muntjes te klein, en te zwaar in de portefeuille vinden, daarom stoppen ze deze muntjes
liever in een spaarpot dan ze uit te geven." Het Duitse weekblad Der Spiegel meldt:
"de Duitse supermarktketen Metro zit zo om kleingeld verlegen dat het opdracht heeft
gegeven aan de Nationale Bank van Oostenrijk om vrachtwagens vol één- twee- en
vijf-euro-centen te sturen".
Twee experimenten bevestigen het beeld dat mensen de één- en tweecent niet gebruiken. In
het eerste experiment heeft Renate Wesselingh bijgehouden hoe lang een gemiddeld muntje in
haar portemonnee verblijft. Dat levert onderstaande grafiek op.
Gemiddeld doet een cent er 9 dagen over om uitgegeven te worden, terwijl één euro al
binnen drie dagen van eigenaar is veranderd. Gemiddeld zitten er 3.5 centen en bijna vijf
twee centen in haar portemonnee, terwijl van de andere waarden het aantal tussen de een en
twee stuks schommelt.
Dat de één- twee en vijfcent muntjes niet reislustig zijn blijkt ook uit de eurodiffusie
(zie ook MUNTkoerier 11, 2004). Uit onderstaande grafiek blijkt dat 75% van deze muntjes
in Nederland van Nederlandse makelij is, terwijl dat bij de één en twee euro nog geen
30% is.
Uit het experiment van Renate Wesselingh en het eurodiffusie experiment (www.eurodiffusie.nl)
wordt geconcludeerd dat de één- en tweecenten van de bank naar de winkels reizen, en
vandaar naar de consument. En bij de consument stopt het. De grotere munten worden snel
weer uitgegeven, terwijl de één en twee centen niet in de circulatie worden opgenomen.
Naar verwachting grijpt 80 tot 90 procent van de detailhandel de mogelijkheid tot afronden
aan. Zij zijn enthousiast omdat centen duur zijn. De winkelier moet bij de bank zijn
centen kopen, voor een rolletje van 50 centen wordt 0,75 euro betaald (50% meer dan de
nominale waarde), en voor 50 tweecent stukken 1,25 euro (25% meer dan de nominale waarde).
Door het afschaffen van deze muntjes kan de caissière sneller werken, en is de kas aan
het eind van de dag sneller opgemaakt. In totaal besparen de Nederlandse winkeliers 30
miljoen euro door geen centen meer terug te geven.
De 1 miljard muntjes van één en tweecent die in Nederland in omloop zijn verdwijnen als
vanzelf uit de roulatie omdat verzamelaars ze oppotten. De Koninklijke Nederlandse Munt
wil graag de één- en tweecent muntjes blijven slaan, al is het alleen voor de
verzamelaars. Een besluit hierover moet door het ministerie van Financiën genomen worden:
zij bepalen welke munten in welke aantallen geslagen worden. Ook in België wordt
overwogen de één- en tweecent muntjes uit de roulatie te weren. In Finland zijn ze nooit
in roulatie gekomen. Vandaar dat deze Finse muntjes zeer gezocht zijn door verzamelaars.
En de klant die het bedrag niet naar boven afgerond wil zien kan natuurlijk altijd met
chipknip of Pin betalen.
|